Over het goede van 't groene leven in Lokeren
De studenten van CVO Lokeren, module "Portfolio fotografie 2022" stellen van 4 tot 25 juni hun werken tentoon. Ontdek hun creatieve, eigenzinnige of diepzinnige foto's in de foyer, de kelder en de bovenverdieping van CC Lokeren.
Lokeresse Martine Galmart (zie foto affiche hierboven) focuste letterlijk en figuurlijk op het thema "Armoede... daar leg ik mij niet bij neer". Laat onze Lokerse fotografietalenten jou verwonderen en verbazen. Doén!
0 Comments
Net voor de zon opkomt, is het een leven van jewelste in de tuin. Merel weet niet goed wanneer het begint. Want hij kan geen klok lezen. Hij schat dat, vanop het puntje op het dak wanneer de zon daar nog net niet te zien is, het Koolmees is die de eerste toon aangeeft. Enkele zonnestralen verder schraapt een heel vogelkoor de keel. Iedereen lijkt in verschillende toonaarden op zoek te gaan naar het meest populaire deuntje. Maar dat is niet zo. Neen. Er is helemaal geen wedstrijd. Er is niemand die kan zeggen dat hij heeft gewonnen. Al jaren willen verschillende tuinvogels wel een echte zangwedstrijd houden. Maar ze geraken het niet eens over het zangreglement. Dat is een echt groot vogeltuinprobleem.
Eenmaal per jaar roept Houtduif, de grootste van de vogelbende, telkens opnieuw de tuinvogels samen. En elk jaar opnieuw is er wel een of andere vogel met nieuwe ideeën en voorstellen. “Ooit komen we tot een oplossing,” zegt Houtduif, “als we maar blijven zoeken”. En elk jaar opnieuw houdt hij een grote tuinvogelvergadering zoals vandaag. Vink, Merel, Koolmees, Grote Lijster, haar zus Zanglijster, Staartmees, Roodborst en Spreeuw zijn altijd aanwezig op de vergadering. Turkse Tortel had vooraf gesteld dat zij wel zou komen supporteren, maar echt zingen was niet aan haar besteed. Haar zang was eerder het geluid van een speelgoedtrompetje. Pimpelmees is er al twee vergaderingen niet meer bij. De laatste keer was ze zo kwaad geworden dat ze drie weken lang niet meer kon fluiten. Ze kon maar niet begrijpen waarom ze in de wedstrijd niet ondersteboven zou mogen zingen. En dat is nu net het kunstje dat zij zo goed onder de knie heeft. “Nu ja, onder de knie, is misschien niet het juiste woord”, vertelt Koolmees, “maar het is wel zo dat Pimpelmees zich een ietsiepietsie gediscrimineerd voelt, omdat zij het mooist kan zingen wanneer ze het ondersteboven hangt.” Pimpelmees geeft sindsdien haar stem aan haar broer Koolmees. Staartmees wist heel goed dat het niet gemakkelijk is om samen een reglement te vinden. Hij had jaren terug ervoor gepleit om ook samen te mogen zingen. Staartmezen houden ervan om dicht bij elkaar te zitten. Maar de andere zangvogels vinden dat maar niets. “Je gaat nog ziek worden wanneer je met je lijf dicht tegen een ander aan schurkt”, had Merel gezegd. “Zangvogels houden niet van lijfelijk contact.” En daardoor had Staartmees bakzeil gehaald. Niet dus. Het zou een individuele zangwedstrijd worden. Vink had even geopperd of het ook mogelijk was dat ze in dialecten zouden zingen. Vink was daar immers hééééél goed in. Spreeuw en Goudvink pikten er onmiddellijk op in: “Of ze dan geen wedstrijd 'huilende baby's of katten imiteren' konden organiseren?” Iedereen wist maar al te goed dat Spreeuw en Goudvink hen te vaak aan het schrikken hadden gebracht, toen ze een kat imiteerden en de andere tuinvogels zich vliegensvlug verstopten. Want katten hadden van die rare spronggewoonten die je liever niet proefondervindelijk meemaakte. Dat had in ieder geval Houtduif hen verteld. Die had, hoog op de nok van een dak, gezien hoe Kwikstaart onder de klauwen van de kat geen kans had op overleven. Het grootste meningsverschil dat Houtduif tot vandaag niet wist op te lossen, was het aanvangsuur van de wedstrijd. Roodborst zou liefst in de avond of zelfs 's nachts willen zingen. “Dan is mijn stem op zijn best”, twitterde hij en hij zette daarbij een grote intens oranje borst op. Grote Lijster hield het liever bij een wedstrijd wanneer het regent en Koolmees, ja, die wou uiteraard vroeg in de ochtend kunnen zingen. Merel wou dan weer liefst een zonnig plekje en wist te vertellen dat de leeftijd er toe doet. Zijn pa had met de jaren een veel breder repertoire opgebouwd. En ook zijn zangvaardigheid was er fel op verbeterd. Mocht Houtduif iets langere veren hebben op zijn hoofd, hij zat met zijn poten in zijn haar te schuddebollen. Want dat probleem was voor hem onoverbrugbaar. Laat staan dat Merel dan liefst nog zingt vanop een dak. Zelfs de klederdracht tijdens de zangwedstrijd was dikwijls onderwerp van discussie. “Zouden we ook punten geven aan de wijze waarop elke zangvogel is uitgedost?” Toen Roodborst en Koolmees over een puntenscore voor kleurenpracht begonnen, had Merel er meteen korte metten mee gemaakt. “Dan kunnen we ook beginnen over het aantal eieren leggen,” zei hij met een knipoog naar Zanglijster. Want die legde zomaar 18 eieren in het jaar en daar kon Roodborst met ten hoogste 15 eieren niet eens aan tippen. Koolmees had niets meer gezegd, maar liet stilletjes zijn zwarte streep over zijn onderzijde extra blinken. Hij wist maar al te goed dat iedereen zijn kleurenrijke pak fel bewonderde. Houtduif wou de tuinvogels graag bij de les houden en probeerde ieders zangkwaliteiten te erkennen. “Ja”, zei hij wijselijk, “elke vogel zingt zoals hij gebekt is”. Nog maar net had hij dat uitgesproken, of Merel begon over haar blakende gezondheid , duidelijk te zien, naarmate haar bek helderoranje gekleurd is. Opnieuw wist Houtduif dat de tuinvogels er ook dit jaar niet zouden uit geraken. “Er komt geen zangwedstrijd”, zei hij rustig, “In afwachting van een oplossing volgend jaar, doen we gewoon elke dag verder zoals we bezig zijn”. En daar konden ze zich allemaal wel in vinden. “We gaan zingen zoals we ....zingen”, zei Spreeuw die de hele vergadering niets had gezegd, maar ondertussen wist dat het tijd was om een ei van haar in het nest van haar buur te leggen. P.S. Dit verhaal is vertaald door vogeltolk Bert Boone, die het rechtstreeks van de tuinvogels kon horen, mede gebaseerd op het boek Tuinvogelgeheimen van Dominic Couzens. Een volleerd caféganger kan ik me niet noemen. Ik leerde café’s vooral kennen als kleine jongen, aan de hand van mijn vader die dan een extra chocolaatje voor mij bestelde. Later werd het dé stek na onze voetbalwedstrijd in het Lokers liefhebbersvoetbal, waar de thuisploeg boterhammen met gehakt of kop en kaas presenteerde. Nu de jaren pensioenrust zich voltrekken, is de maandelijkse kaartavond de welgekomen kans voor een cafébezoek. Tijd dus om eens te verkennen wat een boek "Blijven hangen" over Lokerse cafés nog heeft te vertellen.
Het boek maakt bij een eerste aanzicht al indruk. Groot en lijvig. Het is niet niks om 964 cafés te herbergen. Al snel geef ik het op om het van vooraf aan door te lezen. De foto’s prikkelen. Ken ik die man of vrouw op de foto nog? Ook de betekenis achter de diverse cafénamen leveren nieuwe weetjes op. Den Appelzak (een lager gelegen stuk weide). De Spriet (vastgehecht aan de wandelstok van een schaapherder). ‘Blijven hangen’ verdient een regelmatig bezoek, zoals het echte cafégangers betaamt. Het is geen doorleesboek, maar bij regelmaat vorder ik. Wanneer ik het op café ter sprake breng, voel je meteen hilariteit. “Allemaal leugens,” vertelt een oudere cafébazin. En zo hoort het: er moet geklapt worden aan de cafétoog. Cafépraat leeft van de laatste nieuwsjes, de verschillende meningen die beslecht worden met een dronk van het bierglas. Het ruikt naar meer. Ik ga de nog 50 levende Lokerse café’s van vandaag het komende jaar bezoeken. Benieuwd wat dat zal geven. Bert |
Proudly powered by Weebly